8reacties

Helmondse Helden: Willem Prinzen

logo of embleem van Helmondse HeldenHelden hebben een omgeving nodig. Verdwijnt die omgeving dan verdwijnen zij insgelijks. Slechts een enkeling ontsnapt hieraan doordat hij tot een hogere heldenhemel is toegelaten, vanwaar hij als een eenzame engel op ons neerkijkt.
Willem Prinzen (1847 – 1919) is misschien wel de meest bewonderde Helmonder ooit, in Helmond maar ook daarbuiten. Aan zijn fysiek lag dat niet. Hij was klein van stuk, had een bolle buik, een loensend oog, een vlasbaard en een hoge kikkelende lach: je reinste kabouter. Ook zijn gedrag imponeerde niet steeds. Een journalist beschreef ooit hoe hij hem in de Eerste Kamer, waarvan hij jarenlang lid  is geweest, aantrof. Tijdens de lange redevoeringen zaten zijn collega-senatoren in de groene banken genoeglijk te dutten, maar Willem viel op doordat hij hóórbaar snurkte.
Desondanks was hij een man van gezag en gaven. Zijn van origine Duitse familie dreef in Helmond een stoomweverij en handelde van oudsher in boter. Van de bevriende familie Jurgens kreeg Willem het patent om in zijn geboortestad margarine te vervaardigen, wat een bijzonder lucratieve aangelegenheid werd. Hij sloot met dezelfde familie joint ventures voor vestigingen in Antwerpen en Goch, zonder dat hij zich met de dagelijkse gang van zaken bemoeide, want dat deed zijn jongere broer Anton. Toen deze Anton stierf hield Willem de productielijn in Helmond nog enige jaren aan, maar verkocht deze uiteindelijk aan Van den Bergh, die samen met Jurgens Unilever zou oprichten. In 1910 was Willem de vierde rijkste inwoner van Brabant, met een geschat vermogen van omgerekend naar nu 32 miljoen euro.

Willem Prinzen, HelmondAls werkgever was Willem niet echt een sociale vernieuwer, maar een barmhartig patroon. Hij was altijd bereid zijn arbeiders wat extra’s toe te schuiven en bouwde desnoods een woning voor hen. Via het zwaan-kleef-aan principe had hij op een gegeven moment meer dan twintig personeelsleden in zijn huis op de Markt rondlopen. Dagelijks streden zij met elkaar om wie de koffie mocht brengen. In weerwil van deze ogenschijnlijke luxe leefde hij zelf uiterst sober. Hij werd lid van de Derde Orde van St. Fransiscus, die boetvaardigheid en nederigheid predikte – woorden uit een ver verleden. Ook Willems levensmotto stamde daaruit: ‘Alles is ijdelheid, behalve God beminnen en Hem alleen dienen.’
Als politicus was Willem evenmin vooruitstrevend, al steunde hij consequent de katholieke zaak, zowel moreel als financieel. Hij was grootaandeelhouder van het dagblad De Tijd en verstrekte andere bladen herhaaldelijk leningen. Onnoemelijke bedragen doneerde hij aan het katholiek middelbaar en universitair onderwijs. Gaandeweg raakte hij ook geïnspireerd door de encycliek Rerum Novarum uit 1891, die een ‘sociaal katholicisme’ bepleitte. Hij werd een goede vriend van de bevlogen priester Alphons Ariëns, die hem dikwijls in Helmond opzocht en steevast vertrok met een duizendje of wat. Ariëns voelde zich hierom weleens bezwaard, maar Willems standaardreactie luidde: ‘Zoveel reken ik voor mijn vrouw, zoveel voor mijn kinderen, de rest geef ik weg.’
En zo geschiedde het. De ‘groot-aalmoezenier van Katholiek Nederland’, doopte Ariëns hem.
Is hij toch te bescheiden Helmonds geweest?
Aan geen enkel onderwijsgebouw, sanatorium of godshuis dat er dankzij hem kwam, liet hij zijn naam verbinden. In zijn geboortestad, waar hij jarenlang de dienst heeft uitgemaakt, herinneren slechts drie kleine plaquettes aan zijn rol (op de kloosters in de Molenstraat en op een rij woningen aan de Watermolenwal). Ook een bescheiden plein en dito straat zijn naar hem vernoemd. Maar verder is hij nagenoeg uit ieders geheugen gewist.
Zeker, de Katholieke Zuil hield zijn nagedachtenis nog een poos in ere. Hij werd gepresenteerd als een lichtend voorbeeld, als een anonieme weldoener van het slag waarop de hele Zuil rustte. Totdat die hele Zuil ineenzeeg… Zoals gezegd was er voor Willem nog een plaatsje in de heldenhemel, maar waar hangen al zijn voormalige bewonderaars uit?

Jef de Jager