5reacties

Katholieke werkgevers, betere patroons?

Bij de opkomst van de arbeidersbeweging rond 1900 gingen ook de werkgevers zich organiseren. In Nederland gebeurde dat in aparte organisaties voor katholieke, neutrale en zo meer. Eerst verenigden werkgevers zich lokaal maar al spoedig ontstonden landelijke verbanden. Ook toen al kwam er vervolgens georganiseerd overleg tussen de arbeiders- en werkgeversorganisaties wat bewijst dat het poldermodel al heel oud is. Dat georganiseerd overleg geschiedde uiteraard ook volgens de scheidslijnen van de ideële richting van de organisaties. Zo kwam er in 1925 een Raad van Overleg, een contactorgaan tussen het R.K. Werkliedenverbond in Nederland en de Algemeene R.K. Werkgeversvereeniging. Maar dat overleg verliep niet bepaald in harmonie, laat staan naastenliefde. Nauwelijks was de Raad goed en wel in functie, toen zich een scherp incident voordeed met Helmond als bron dat tot een opzienbarende openbare kwestie uitgroeide.

Steen in troebele vijver?
De katholieke werknemersorganisaties hadden nogal wat kritiek op de kwaliteit van bedrijfsvoering, sociale voorzieningen en het loonpeil in de katholiek georganiseerde ondernemingen. De toestanden daar waren, vergeleken bij neutraal georganiseerde bedrijven, in de regel (stukken) minder. Men zag weinig tot niets in de katholieke werkgeversbeweging terug van een ‘’gewetensvol besef van zedelijke verantwoordelijkheid, dat het varen onder de katholieke vlag meebrengt en oplegt.’’
De steen des aanstoots was een rapport over arbeidsverhoudingen in het zuiden des lands. De Werkgevers wilden van de Werklieden graag concreter vernemen waar en wat er aan de arbeidsvoorzieningen schortte. De werknemersorganisatie stelde vervolgens een hele waslijst op van met naam genoemde bedrijven en vergeleken die met neutrale, niet-katholieke branchegenoten, een vergelijking die vrijwel nergens in het voordeel van de eersten uitviel. Het interne rapport lekte uit, de socialistische vakbond publiceerde delen. Dat wreef extra zout in de wonden (of waren het kleine zonden?) en groeide uit tot een publieke rel. De Werkgevers lieten een openbaar gepubliceerd Verweer opstellen, dat het Werkliedenverbond weer voorzag van een commentaar/repliek.

Jaren van strijd
En deze commotie was te ‘danken’ aan een rede die een van de voormannen van de katholieke arbeidersbeweging in Helmond hield. De spreker, de hoogedelgestrenge heer Cornelis Johannes Kuiper, was een oude bekende in Helmond. Als vrijgestelde van de katholieke Metaalbewerkersbond was hij tussen 1906 en 1914 veel in Helmond om de plaatselijke metaalmannen en hun organisatie te ondersteunen. Het krulde hier toen nogal aan het sociale front. De toch redelijk bescheiden eisende katholieke vakorganisatie moest zich bijna letterlijk invechten om erkenning vanuit de patroons (zoals de werkgevers zich zagen) te verkrijgen. Er vonden diverse stakingen plaats, waaronder enkele langdurige. Als propagandist was Kuiper niet vies van wat retoriek, zijn tegenstrevers en critici bestempelden hem als een ‘’socialistische (in goed-katholieke kring een zeer serieuze smet) volksmenner’’. Enige demagogie kan hem niet ontzegd worden. Met name rond de staking en uitsluiting bij Van Thiel in Beek en Donk in 1910 trok hij fel van leer: In een rede noemde hij de handelwijze van fa. P. van Thiel & zonen (spijkers in Helmond laten maken om er bij het station alsnog hun fabrieksetiket op te plakken) „barbaarsch benutten van kapitalistische macht”. ‘’Hij zeide, dat als Van Thiel Zondags de mis ging hooren, dat hij dan den Christus in het aangezicht sloeg. Hij noemde de firma Van Thiel tien, ja honderdmaal gemeener dan de firma Philips’’ (met wie de metaalbond ook in conflict lag). Toen al was de katholieke vakbond positiever over neutrale werkgevers dan over hun katholieke collega’s. De eerste bedrijfsCAO in de Helmondse metaal bijvoorbeeld was bij een erkend neutraal bedrijf, de machinefabriek Begemann, in 1912 lang voordat het lukte bij andere katholieke ondernemingen.

De ‘Begemannen’ (hier gezamenlijk, 186 in getal, poserend ter gelegenheid van het afscheid van directeur Paul Begemann, in 1919) waren in de regel beter af qua loonniveau, doorbetaling bij ziekte en bijvoorbeeld bij (christelijke) feestdagen dan hun collega’s bij de plaatselijke katholieke metaalbedrijven. (particuliere collectie)

Gestegen beschaving, achterblijvende arbeidsomstandigheden
Deze Kuiper, inmiddels secretaris van de landelijke Werkliedenbond én tevens Tweede Kamerlid, kwam in 1926 weer eens in Helmond om hier op 24 maart een voordracht te houden als slotbijeenkomst van de Ontwikkelingsavonden in het plaatselijke katholieke vergadercomplex Sobrietas. We mogen aannemen dat hij in Helmond de nodige oude bekenden tegenkwam. Hij was dan wel twaalf jaar niet meer in ‘’deze echt-Brabantsche fabrieksstad’ geweest, maar hij ‘’had in Helmond zóóveel gewerkt, dat omstandigheden en bevolking hem volkomen bekend waren’’.

Exterieur van het Sobrietas Lokaal op de hoek van de Beelsstraat en Molenstraat (nu o.a. Action dus), 1930. De hoofdingang bevindt zich rechts. Dit gebouw herbergde diverse zalen en bood onderdak aan verschillende organisaties op het gebied van de drankbestrijding en redding van drankzuchtigen. Dit alles onder de bezielende leiding van de Capucijn pater Ildefonsus ofwel de “woaterpoater”. (Regionaal Historisch Centrum)

Welnu het aanzien van de stad en het sociale klimaat waren sindsdien aardig veranderd en ten goede, volgens Kuiper: ‘’De woningtoestanden belangrijk verbeterd, de arbeiders hadden meer gevoel voor een goede gezellige woning gekregen, hun levensernst was toegenomen, kortom de beschaving was gestegen’’. Alleen trof hij één ding nog onveranderd, dat was de aloude klacht over de katholieke werkgevers ter plaatse. Die zouden wat arbeidsvoorwaarden en anderszins betreft, evenals vóór de Eerste Wereldoorlog, nog altijd bij de niet-katholieke werkgevers ten achter staan.

Geprikkeld
De rede zelf was wat mat, volgens het krantenverslag was de opkomst slecht en bij de pauze taaiden ook nog aardig wat af. Niks retoriek, maar misschien dat de opzet (de slotavond van een ontwikkelingscursus van Sobriëtas én het al wakend oog van Ildefonsus) hem parten speelde. Maar Kuiper publiceerde naar aanleiding van zijn Helmondse ervaringen een artikel in het huisorgaan van de katholieke arbeidersbeweging, het dagblad de Volkskrant. De laatstgenoemde klacht kreeg daarbij enigszins de nadruk: „Wat we vóór den oorlog zelf hebben kunnen controleeren, wordt nu zonder eenig voorbehoud hardop herhaald, dat het namelijk in de fabrieken der katholieke werkgevers, uitzonderingen daargelaten, voor de arbeiders slechter is dan bij andere, liberale werkgevers.
We hebben het deze week uit betrouwbaren (Hel)mond en met bedenkelijk gezicht hooren verklaren door menschen, die krachtens hun positie goed op de hoogte, én toch geen belanghebbenden zijn. Ziedaar, het groote gevaar voor Noord-Brabant. Men peinst over het z.g. „hellend vlak” en o.m. ook over de stemmen die in toenemende mate op de socialistische lijst worden uitgebracht, doch als men de arbeiders, óók de goedwillende en bedachtzame onder hen, vrijelijk het gemoed hoort luchten, is de grondoorzaak niet ver te zoeken”.

Interieur van de grote zaal van het Sobrietas, ditmaal in feesttooi tgv een bijeenkomst ter gelegenheid van 25 jaar Paters Capucijnen in Helmond. De Capucijnen vervulden ook een hoofdrol bij beheer en programma van het centrum. Daarbij gingen met de tijd mee: Kuiper zijn rede kreeg extra ondersteuning door middel van een ‘loudspeaker’ geleverd door het plaatselijke elektrotechnisch bedrijf Meerding & Goedhart. (Regionaal Historisch Centrum)

Stiefvaderlijk
De katholieke werkgevers in het zuiden trokken de kritiek zich in zoverre aan dat zij ten zeerste ontstemd waren over deze huns insziens ‘beleediging’: ‘’op zichzelf geen ongunstig verschijnsel!’’. Toen zij op hoge toon eisten dat deze vage aantijgingen maar eens concreet gemaakt moesten worden was dat voor het Werkliedenverbond geen probleem: ‘’daar is overvloed van klachten, ge kunt er krijgen zooveel ge wilt!’’. Na bijna een eeuw is de klachtenlijst, ook met inbegrip van het Verweer van de werkgevers, redelijk ontluisterend voor de toenmalige katholieke patroons. Deze droegen maar stiefvaderlijk zorg voor hun werknemers. En de RK werkgevers in Helmond vormden zeker geen uitzondering. Het in april 1927 verschenen Rapport van het RK Werkliedenverbond draagt de pakkende titel Om Waarheid en Recht en bevat een waslijst of bijna een litanie aan klachten die weliswaar weersproken doch grotendeels overeind lijken te blijven. Wat betreft de Helmondse metaal meldt het: ‘’De behandeling der (katholieke) werkgevers tegenover onze organisatie is de laatste tien jaren altijd heel vriendelijk geweest. Dat neemt echter niet weg, dat ze de arbeiders laten werken voor zo weinig mogelijk loon’’. Gezien de vele verliezen was loonsverhoging volgens de werkgevers bedrijfseconomisch onmogelijk, eerder kwam loonsverlaging in aanmerking. Het Rapport gaat dan verder in op het ook relatief lage loonniveau ten opzichte van plaats- en branchegenoot Begemann voor dezelfde categorie arbeid, de betere loon- en ziekenfondsvoorwaarden daar en de verschillen in ontslagpolitiek (massaontslag bij katholieke metaalwerkgevers tegenover zoveel mogelijk de vaste arbeidskern behouden bij Begemann bij recessie) en het voor de helft verhalen van de zakelijke bedrijfsbelasting op de arbeiders bij katholieke werkgevers als de Gebr. Van Thiel en Everts & Van der Weijden.

Stadshistoricus Giel van Hooff