‘Edah, orgels en Vlisco niet in één museum!’

‘Edah, orgels en Vlisco in één museum’, zo kopte het Eindhovens Dagblad op vrijdag 6 januari jl. Heel kort door de bocht: 1 museum voor deze 3 instellingen? Niet doen, niet aan beginnen. Er zijn andere opties.

Al enige tijd loop ik met een idee rond wat misschien meer samenhang laat zien, meer passend is en wat meer beleving brengt. De basis van dit idee wordt gevormd door 3 collecties: de orgelcollectie, de Edah-collectie en de accordeoncollectie en de inrichting van het museum zou vooral ‘een feest van herkenning’ moeten zijn.

Ik zie een plein voor me zoals vroeger het Sassenplein, tegenwoordig het To Hölscherplein. Het plein wordt aan de smalle zijden afgebakend door de lindes die er stonden. Het plein zelf is het middelpunt… het plein waar grote Helmondse namen zoals Willy van der Kuylen en de beide broers Van de Kerkhof hun eerste balletjes trapten. Waar aan de zuidkant de kruidenierswinkel van Verspaget gevestigd was met wat andere middenstand aan de westzijde. Daaromheen woningen, de bekende woningen van wbv. Volksbelang, de huizen met portiekjes op de hoeken, de huizen die zo kenmerkend waren voordat de sloophamer toesloeg in de binnenstad van Helmond.
Het plein wat een centrale functie vervulde voor de wijk en wat bij tijd en wijle samen met het Willem Prinzenplein het hart vormde van de activiteiten die er werden georganiseerd. De kruideniersactiviteiten, te associëren met Edah, de aanwezigheid van de accordeoncollectie en de relatie met de Heistraat én de orgels met de herinnering aan de danszaal van Bocken in de Blinkertsestraat, kunnen zich niet anders dan erg thuis voelen in deze opnieuw gecreëerde binnenstad van Helmond.

Mensen die mij een beetje kennen, weten dat ik meteen geïnteresseerd ben wanneer het gaat over Helmonds cultureel erfgoed. Toen ik in 2012 vernam van de Brabantse ‘rooftocht’ welke werd ondernomen teneinde een collectie onder te brengen bij, wat toen heette het initiatief ‘Hof van Cranendonck’, was dit voor mij het sein me in de discussie te mengen.
Het voornemen van de toenmalige Helmondse wethouder van cultuur, dhr. Van den Heuvel, om Cranendonck een schenking te doen van een deel van onze collectie, was voor mij de spreekwoordelijke druppel die de emmer deed overlopen. Gelukkig was er niet lang daarna een doorstart met een nieuwe groep vrijwilligers in de Gaviolizaal.

Ik ben blij met de discussie welke momenteel loopt en waar in een bredere context wordt gekeken naar de rol, de functie en de waarde (niet financieel) van ‘betekenisvol Helmonds erfgoed’. Die discussie biedt volop kansen.
Onder de titel Is levensmiddelen museum een aanwinst? heb ik in december 2015 een gastblog geschreven op De weblog van Helmond. Ik ben er nog steeds van overtuigd dat een dergelijk museum geen overlevingskansen heeft in onze stad. Dat klinkt hard, maar zo hard worden zaken vaak ook gespeeld wanneer je ‘keuzes voor de eeuwigheid’ moet maken! Er bestaan aanzienlijke financiële risico’s wanneer de consequenties van de keuzes onvoldoende in beeld worden gebracht. Staan grote investeringen dan in verhouding tot de collecties zoals die nu zijn? Mijn advies: bezint eer ge hieraan begint.
Juist de schaalgrootte van de 3 collecties, de emotionele betekenis én de laagdrempeligheid die ze uitstralen zijn volgens mij kansen bij uitstek die aansluiten bij wat tegenwoordig ‘beleving’ wordt genoemd.

Ik ben een groot voorstander van het uitwerken van ideeën welke ten doel hebben beide collecties onder te brengen in één locatie waarbij bovenstaande aandachtspunten volledig tot uitdrukking worden gebracht. Natuurlijk moeten er mogelijkheden zijn presentaties te verzorgen van welke aard ook. En moet er een oplossing worden bedacht voor het ‘geluid’ van de orgels en de ‘rust’ van de Edah collectie.
Ik denk dat de realisatie van een dergelijk museum een aanvulling is voor onze stad en wel eens zou kunnen uitgroeien tot een museum met bovenregionale uitstraling, zeker in combinatie met de andere aanwezige musea.

Frans van der Zanden