3reacties

De meisjes van De Ameide

In de Ameideflat meld ik me bij de balie. ‘De stadsschrijver is er voor de verhalenworkshop,’ zo kondig ik mezelf majesteitelijk aan.
De bewoners van het woonzorgcentrum zitten vast te popelen. Als er ergens veel geschiedenis ligt moet het hier zijn. Daarbij is het vakantie, veel familie en vrienden zijn weg. En dan is er net een inbraakgolfje geweest. De senioren kunnen waarschijnlijk wel wat afleiding gebruiken.
‘De stadsschrijver? Een workshop?’ De vrouw aan de balie weet niet waar ik het over heb.
Maar ik laat mijn enthousiasme niet zo snel beteugelen. We hebben hier vast met een invalkracht te maken. Iemand die, als enige, nog niet op de hoogte is van mijn komst. Die het huisblad van de seniorenflat niet leest, de wervende posters niet heeft zien hangen.
Ik noem de naam van de activiteitencoördinator en zeg dat ze me verwacht.
‘Die is op vakantie,’ is het korte antwoord.

Nu begin ik aan mezelf te twijfelen. Ik zoek in mijn tas, vind een flyer met de aankondiging van de workshop. Het staat er toch echt.
De vrouw stelt voor dat ik naar het restaurant ga, daar weten ze er misschien van. Aan het einde van de gang rechtsaf.
Ik volg de geur van eten. In het restaurant – Gasterij De Ameide – wordt soep gegeten, een kaartje gelegd. En daar sta ik dan met mijn tas met pennen en papier. Niemand die me lijkt op te merken.

Gelukkig komt er al snel een man op me af. Peter. Hij is hier vrijwilliger en zal van de workshop foto’s voor het huisblad maken. Waar die workshop zal plaatsvinden en wie zich ervoor hebben ingeschreven weet hij echter niet. Maar er schijnt een schriftje met aanmeldingen te zijn. Het schriftje blijkt echter zoek. Een mevrouw van het restaurant probeert het nogmaals te vinden, maar nee. Nergens. Of Peter en ik dan koffie willen? Dat willen we wel.

Daar zitten we dan met z’n tweetjes. Ik vermoed dat degenen die zich hebben opgegeven zich dit niet meer kunnen herinneren. Zo gaat dat als je ouder wordt. Daarom was er natuurlijk een schriftje. Opdat de stadsschrijver niet zou worden vergeten.

Maar dan komt er een oudere dame naar ons toe. Zo kwiek dat ik me afvraag waarom ze een rollator nodig heeft. Na haar volgen meer dames. Niks vergeten. Ze zijn gewoon niet de types die zitten te wachten tot ze vermaakt worden. Druk genoeg, en daarom geen minuut te vroeg. En dan is de vrijwilligster die de workshop mede heeft helpen organiseren er ook. Op Peter na zitten we uiteindelijk met louter vrouwen aan een lange tafel. De verhalen die gedeeld worden brengen ons terug naar het Helmond van toen. Zoals dat van Mia van de Waarsenburg. Velen zullen haar in 2013 overleden man Jacques, Sjaak voor intimi, hebben gekend. Geboren in 1919 was hij meer dan vijftig jaar herenkapper aan de Zuid Koninginnewal. Mia vertelt dat hun woning achter de kapsalon lag. Klanten die moesten wachten kwamen zo eerst bij haar thuis op de koffie. ‘Maar dat is nu niet meer bij kappers, hè?’ zegt Mia weemoedig. Ze heeft mooie herinneringen aan die tijd.

Het was ijskoud. Oftewel: kaawkonteweer. Het was de tijd van de Beatles en kerstvakantie. Er kwam een jongen de kapsalon binnen met van dat lange haar dat toen heel blits werd gevonden. Behalve dan door zijn vader. Daarom mocht het eraf, want van zijn vader zou hij dan als beloning vijfentwintig gulden krijgen. Voor die tijd een heel bedrag.
Jacques vroeg hoe kort het moest worden.
Dat was een goede vraag. De jongen wilde zijn vader geen excuus geven om zijn belofte niet na te komen. ‘Maak maar kaal dan,’ zei hij.
De klant was bij Jacques koning, dus even later was de jongen zo kaal als een biljartbal. Tegen de kou mocht hij van Jacques een pet lenen. Toen de pet later werd teruggebracht, hoorden Mia en Jacques hoe het de jongen, die zijn wilde haren bij hen had achtergelaten, thuis was vergaan.
De vijfentwintig gulden had hij gekregen. Net als spijt. Want zodra hij de geleende pet afdeed, zei zijn vader: ‘Maar jongen, zó kort had toch niet gehoeven.’

Terwijl Mia van de Waarsenburg het vertelt, lacht ze zoals alleen meisjes dat kunnen. En wij lachen met haar mee. In de verhalen over vroeger is iedereen weer jong. Wordt er weer stiekem een kusje gestolen, paling gegeten op de kermis en urenlang naar de passerende schepen over de knaal gekeken.
En op datzelfde moment in het heden, ergens in een tropisch oord aan een zwembad, reikt de activiteitencoördinator – zo stel ik mij dat voor – naar een roman in haar strandtas, maar vindt tot haar verbazing een schriftje. Een schriftje met daarin de meisjes van De Ameide.

Stadsschrijver Tania Heimans

Nawoord:
Overigens alle lof voor de vrijwilligers van De Ameide. En het blijkt gebruikelijk dat de activiteitencoördinator niet zelf bij de activiteiten is. Ze is, dit vernam ik van haar collega die dit verslag las, zo betrokken bij haar werk dat ze zich er zelfs nog tijdens haar vakantie voor inzet. Ze was dan ook niet in een tropisch oord, en het schriftje is hier –behalve in mijn verbeelding – nooit opgedoken.