3reacties

Celstraf voor poging doodsteken dochter

De rechtbank Oost-Brabant heeft een 55-jarige vrouw uit Helmond veroordeeld voor een poging tot doodslag op haar dochter. Ze krijgt een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk, en moet meewerken aan een langdurig behandeltraject.
De vrouw kreeg op 9 januari van dit jaar ruzie met haar 18-jarige dochter. Volgens de dochter had haar moeder twee beloftes gebroken: ze had alcohol gedronken en had haar dochter niet ziek gemeld op school. Tijdens de ruzie liep de vrouw naar de keuken, pakte daar twee messen en stak vervolgens in op haar dochter, die daarbij steekwonden opliep in de borst en bovenarm.
Volgens de verdediging was er – anders dan de officier van justitie stelt – geen sprake van een poging tot doodslag, maar van een poging tot zware mishandeling. De verdachte zou namelijk geen opzet hebben gehad haar dochter te doden. De rechtbank oordeelt dat de vrouw misschien geen doelgericht opzet had, maar wel ‘voorwaardelijk opzet’. Ook dit is voldoende om haar te veroordelen voor een poging tot doodslag. De vrouw stak haar dochter in de borst en bovenarm, waar vitale organen en slagaders zitten. Dit maakt dat er een aanmerkelijke kans bestond dat het slachtoffer door de steekpartij zou komen te overlijden. Omdat de vrouw zich hiervan bewust was en dit risico accepteerde, is er sprake van voorwaardelijk opzet.
De rechtbank weegt bij het bepalen van de straf mee dat het voorval grote gevolgen had voor de dochter. Zo is zij het vertrouwen in zichzelf en anderen verloren, doordat degene die zij het allermeest vertrouwde haar in hun eigen huis heeft geprobeerd te doden. Op dit moment lijkt de band tussen moeder en dochter onherstelbaar beschadigd. De rechtbank neemt het de vrouw verder kwalijk dat zij de schuld voor wat er is misgegaan vrijwel volledig bij haar dochter en buiten zichzelf lijkt neer te leggen.
Anderzijds weegt mee dat volgens een psycholoog sprake is van een posttraumatische stressstoornis, een persoonlijkheidsstoornis en een stoornis in het gebruik van alcohol. De rechtbank beschouwt de vrouw daarom als verminderd toerekeningsvatbaar. In dit geval moet hulpverlening – meer dan afstraffing – voorop staan om de kans op herhaling in te perken. Daarom koppelt de rechtbank enkele bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijke strafdeel, met een lange proeftijd van 5 jaar. De vrouw moet onder meer meewerken aan een klinische behandeling en aansluitend daarop aan een ambulante behandeling en een begeleid wonen-traject. Ook mag zij geen alcohol drinken en niet op hetzelfde adres verblijven als haar dochter.
De vrouw moet haar dochter bovendien een schadevergoeding betalen van ruim 5.000 euro.

De volledige uitspraak van de rechtbank.