2reacties

Rake klappen en verhalen met een luchtje

In de bibliotheek word ik omringd door mannen. Ze zijn speciaal voor mij gekomen en nu kijken ze me verwachtingsvol aan. Als kind wist ik wel wat me te doen stond als jongens zich om me heen groepeerden. Dan pakte ik hun hand. En van die hand de pink. Die is het meest gevoelig. Die pink boog ik vervolgens genadeloos naar achteren tot de jongen het uitgilde van de pijn. Met gemak kon ik twee jongens tegelijk aan. ‘Kniel,’ zei ik dan. Dat deden ze. Zo werd ik de koningin van iedere klas. Ja, je moet nu eenmaal respect afdwingen als je als meisje hazentanden en een bloempotkapsel hebt, bijna ieder jaar op een andere school belandt en je afkomst wilt verhullen.
Maar hier in de bieb hoef ik het nu niet zo nodig voor het zeggen te hebben. Ik laat de mannen liever aan het woord. Daarvoor zijn ze natuurlijk ook gekomen. Om zich bij het schrijversgilde van Helmond aan te sluiten. Maar al snel zijn ook zij terug in hun schooltijd. En ook daar speelde afkomst een rol en ging het er niet altijd zachtzinnig aan toe.

Zoals bij de broeders op de Canisiusschool aan de Molenstraat. Orde in de klas, die je in rijen van twee betrad. Je moest het niet wagen achter je bank weg te dromen, of de broeders op andere wijze te ontstemmen. Het bamboe rietje werd niet alleen als aanwijsstok gebruikt. Vandaag in de bieb worden de ferme tikken van meer dan een halve eeuw geleden nog altijd gevoeld.
Een opleiding na de lagere school kon evenwel werken in de fabriek betekenen. Niet meer keurig in de rij voor de broeders, maar op tijd stempelen, hard aan de slag en nooit ziek worden, anders kon het je loon kosten.
Maar lijfstraf of geldstraf, het heeft deze schrijvers in de bieb er niet onder gekregen.
Ook niet het ‘Houden jullie ze maar dom, dan houden wij ze wel arm’ dat destijds door fabrikanten, geestelijken en ambtsdragers onderling over de Helmondse arbeidersbevolking zou zijn gezegd.
De herinneringen stapelen zich op als bewijslast. De sfeer in de bieb wordt steeds strijdvaardiger, de zinnen fermer en het handschrift krachtiger. Helmondse beerputten gaan open. Harry Kuypers vertelt er een verhaal over. Het staat ook te lezen in zijn boeiende boek ‘De Vossenbeemd’, over de familieboerderij aan de Vossenbeemd waar hij opgroeide:

‘Vroeger hadden de binnenstadbewoners nog geen riolering en werden de beerputten door boeren uit de omtrek tegen een kleine vergoeding leeggeschept en de inhoud werd op de akkers als mest verspreid. De bewoners die aan de westelijke kant van de Veestraatbrug woonden, vonden dat ze tot de betere klasse behoorden en dat ging zo ver dat zij voor het legen van hun beerputten een vergoeding wensten te ontvangen in plaats van te betalen. De uitwerpselen van hen waren ten slotte van veel betere kwaliteit (…).’

Na het afscheid van de nieuwe heren van het schrijversgilde, duik ik in de rijke boekencollectie van de bieb. Ik wil meer weten. Kasten vol over Helmond, maar over beerputten vind ik niets. In het krantenarchief stuit ik echter op een klein bericht uit 1921. Een bericht over de welvarende fabrikantenfamilie Carp:

‘Te Budelschoot reed de auto van de familie Carp uit Helmond in een beerput van de openbare lagere school. Met groote moeite kon men de auto op het droge brengen. Persoonlijke ongelukken kwamen niet voor.’

Waarmee de kans hiermee volgens mij dubbel zo groot is dat de oorsprong van de benaming rijke stinkerds – waarover nog altijd geen uitsluitsel is – zijn oorsprong in Helmond vindt.

Stadsschrijver Tania Heimans