Toen door de teruggang van de industrie en door veranderende vormen van drijfkracht de schoorsteenpijpen in de naoorlogse periode bij bosjes sneuvelden werd aanvankelijk dan ook weinig wroeging gevoeld. Maar met het verdwijnen van hét symbool van industriële bedrijvigheid nam de waardering later weer toe en werden de overgebleven schoorstenen steeds meer gekoesterd als herinnering aan dit verleden. De afgelopen jaren worden zelfs her en der schoorstenen nieuw gebouwd of heropgericht.
De pijp uit
Klimpijp
Toen vanaf de jaren zestig ook in Helmond de industrie terugliep wisten we niet zo goed raad met de vrijkomende fabriekscomplexen. Een van de eerste verlaten textielfabrieken lag midden in de stad, aan de Oude Aa en Watermolenwal, de firma Ramaer. De productie was in 1962 stopgezet, de ruimten en hallen overgenomen door Vlisco die ze gebruikte voor de opslag van het zogeheten ruwdoek. Maar rond 1970 kwam dit complex leeg en beschikbaar. De gemeente, armlastig, aarzelde over aankoop. Ondertussen zagen betrokken burgers wel degelijk kansen voor hergebruik, als ontmoetingscentrum. Samen met een afstuderende bouwkundestudent van de TH Delft maakte een actiegroep een plan om dit industrieel erfgoed te transformeren naar een culturele hotspot met nieuw theater. Maar gemeenteraad en B&W vonden het maar niets, het paste niet bij de ambities voor een nieuw “cityplan”. Wel wilde de gemeente een nieuw theater op het aangrenzende gebied richting Markt op de plaats waar het klooster stond. De raad stelde eind 1971 een kwart miljoen (gulden) beschikbaar voor een ontwerp voor een ontmoetingscentrum dat op het aangrenzende gebied richting Markt moest verrijzen. Na een zware architectenselectie kreeg de spraakmakende architect Piet Blom (afkomstig uit de Jordaan in Amsterdam die in Helmond geestverwanten zag) de opdracht. Blom kwam eind 1972 met een gedurfd plan: een woud van 200 paalwoningen met daaronder een ontmoetingscentrum. Op het Ramaerterrein kon een restant van het betoncomplex uit 1911 dienen als ontmoetingscentrum, waarbij verder ook de fabrieksschoorsteen behouden werd. Deze zou, bijvoorbeeld als uitkijktoren, dienen als ‘ideaal symbool in het levende hart van een oude fabrieksstad’. Blom zijn woningwoud werd vervolgens steeds kleiner, de schoorsteen bleef – na amputatie – nog wel enige jaren fysiek overeind maar dan niet in de verdere plannenmakerij. Blom was zijn tijd vooruit. Helmond had zomaar kunnen beschikken over een Speelhuis mét woningwoud én een opvallend industrieel symbool. Naast een stoomketel van Begemann had op het Geukerspark zomaar een klimpijp van Ramaer kunnen staan. Op de definitieve sloop van de schoorsteen van Ramaer in 1977 volgde die van aardig wat collega’s. De horizont boven Helmond had er anders uit kunnen zien…
Stadshistoricus Giel van Hooff,
met dank aan Lia van Zalinge-Spooren en Wim Raaijmakers
De 50 meter hoge schoorsteen van Ramaer kwam na een zestig jaar, in 1973, akelig alleen te staan. Op twee foto’s zien we hem nog met het bijbehorende bebouwing, met onder meer de betonbouw uit 1911, die een herbestemming tot ontmoetingscentrum qua constructie in ieder geval wel kon verdragen. Op de andere foto is het verband met het ketelhuis goed te zien: hier wordt in stoomketels stoom geproduceerd. De relatief bescheiden fabrieksmuur is op de derde foto, met de overige bebouwing, verdwenen, de schorsteen is al ontdekt als blikvanger door de plakploeg van lijst 5, de CPN. (Collectie Giel van Hooff)