De postduiven kenden en kennen onze stad als hun broekzak. In 1885 werd hier de eerste postduivenvereniging opgericht en niet zomaar een, maar ’n sjieke, onder de wat merkwaardige naam L’Hirondelle ofwel Zwaluw. En buiten mochten vinken en sijsjes vrolijk fladderen en fluiten totdat ze met de lijmstok of het net gevangen werden. Ze dienden niet alleen als smakelijke aanvulling op het veelal karige menu, maar werden ook gehouden voor hun zang. Ze zorgden voor de broodnodige arbeidsvitaminen voor de thuiswever en zijn hulpen. De handel in zangvogels was een voorloper van de van rond 1900 daterende kanariehandel die in Helmond en omgeving een grote vlucht (maar dan figuurlijk) nam.
Hond en slang
Nou heeft elke stad wel wat met zijn dieren, dus heel uitzonderlijk zijn we nu weer niet in dit opzicht. Maar we hebben wel enkele buitengewone vertegenwoordigers gehad van dierenknuffelaars (lang geleden levende voorgangers van Freek Vonk cs), die een bijdrage aan de bijzondere roep van onze stad op dierengebied hebben geleverd.
Geen leeuwenjacht
De twee overgebleven pythons zijn verder spoorloos verdwenen in de Helmondse bush en de geschiedenis. Maar een maand later kwam Helmond weer in opspraak door een wild dier in haar midden. Nou ja, wild, de Helmondse amateur-leeuwentemmer Karel Stevens had sinds een paar maanden een bijzonder huisdier: een jonge leeuwenwelp genaamd Tarzan. Stevens bekwaamde zich praktisch in het dressuurvak en had daarvoor bij dierentuin Blijdorp deze pas geboren berberleeuw gekocht. Voor de aanwinst kon de slagerszoon over een passend onderkomen beschikken, de tuin achter de rundsslagerij van pa die het beest voorzag van runderlappen. Maar dit huisdier huisde dus wel midden in de stad, in de Kerkstraat, het nu nog bestaande winkelpand de Vleeschhouwerij.
Omdat het een wilde diersoort betrof moest Stevens een vergunning van het gemeentebestuur hebben. De plaatselijke Politieverordening werd aangepast en er kwam een regeling voor dit bijzondere geval: Stevens moest een sleutel van de kooi deponeren op het politiebureau (gelukkig vlakbij, op de Wal). Als hij Tarzan wilde voederen, moest een agent mee om het hok te openen en te sluiten. Dit werkte niet echt, temeer daar Karel over een reservesleutel beschikte. Vervolgens keurde de gemeente, door de pythonaffaire meer attent, Stevens zijn constructie af en schreef een kooi met 8 mm dikke spijlen én dubbele deur voor. Bovendien kreeg Stevens een proces-verbaal vanwege het niet opvolgen van de voorschriften. Daarop besloot hij zijn huisdier van de hand te doen. Tarzan werd ‘’gekist’’ en verdween via Van Gend en Loos en de Nederlandsche Spoorwegen naar Leeuwarden waar Circus Strassburger de tenten had opgeslagen. Stevens ging met hem mee. Wat er vervolgens van Tarzan is geworden: ik weet het niet. Wel dat Karel Stevens verder furore zou maken als dompteur om uiteindelijk terug te keren naar zijn geboortestad waar hij betrekkelijk anoniem in 1975 overleed, zoals in een lezenswaardig artikel (pdf) van Jolanda Bakker in het recent verschenen nummer van Helmonds Heem is te lezen.
Stadshistoricus Giel van Hooff