2reacties

Gapende mussen en ’n mystiek genootschap

De mussen vielen van het dak, maar in Stiphout werd geschreven. Of nee, mussen vallen niet van het dak als het heet is, ze gapen. Dat vertelde Wim Daniëls onlangs. Eigenlijk vind ik gapende mussen ook wat chiquer, past beter bij Stiphout, dus laten we het daar maar op houden.
Waar schreef Stiphout dan? In een gewoon bruin café. Ja, heb je daar ook. Erg gezellig. En erg prettig, want er is een zaaltje met airco. Het enige wat ik vergat te vragen is waarom dat café ‘de Sport’ heet. Wie het weet mag het zeggen.
Ik noem, behalve dit café, geen namen, maar er waren enkele deelnemers met schrijfervaring. Waarom ik geen namen noem? Nou, dat zal ik vertellen. In feite kweek ik met mijn workshops een schrijversgilde dat steeds meer op een mystiek genootschap begint te lijken. Een genootschap waarvan zelfs de leden niet helemaal weten wat er zich precies afspeelt. Ook ik, toch de initiator van het geheel, kan het nog niet helemaal bevatten.

Iedere keer begint het in ieder geval onschuldig.
We zitten bijeen aan een tafel. Er is wat te drinken. Er wordt kennisgemaakt, door mij een inleiding gehouden en dan gebeurt het.
Ook nu was het weer raak. Vooral bij degenen die wat onzeker begonnen. Die het idee hadden dat ze nooit zo’n boeiend verhaal als de meer ervaren schrijvers zouden kunnen optekenen. Zij zetten hun pen op het papier en leken er vervolgens in te verdwijnen. Ze schreven of hun leven ervan afhing. Om daarna beduusd te concluderen: ‘Het kwam er ineens uit.’ En niet zomaar iets, pareltjes van herinneringen die achterin het geheugen verborgen lagen.

Want zie, daar schrijdt een vijftienjarig meisje over de rode loper van de Lambertuskerk. In haar armen draagt ze een plastic Jezuskind. En ze zingt, maar hoort dat het vals klinkt. Dan neemt ze een moedig besluit. ‘Het orgel donderde plotseling de kerk vol duistere klanken,’ schrijft ze nu 59 jaar later. Maar zelfs het beroemde Robustelly-orgel kon haar destijds niet van haar beslissing afhouden.
Op een andere plek, bij De Boerhaavelaan. Een tienjarig meisje speelt met buurtgenoten. De geur van vers gemaaid gras. Kantje butsen, kastiën, landjepik.
In een verlaten fabriek sluipen zes jongetjes door het stof.
Verderop is het kermis, maar een zestienjarig meisje heeft geen zin om te gaan. Toch laat ze zich overhalen. Door een oudere jongen. De lucht zoet van gesponnen suiker. Het haar en de hakken van de vrouwen hoog.
Elders in de stad vertrekt een jongeman naar Australië. Hij heeft een geboortebewijs uit Helmond bij zich. Straks zal hij voor een onbekend huis aan de andere kant van de wereld staan en het document overhandigen.
En kijk, in de Wezelstraat. Een vader komt onverwacht vroeg thuis van zijn werk in een Belgische mijn. Zijn dan vijfjarige zoon begrijpt niet meteen wat er aan de hand is, maar de buurvrouw ontfermt zich over het knulletje. Meer dan zestig jaar later weet hij nog altijd wat ze destijds tegen hem zei: Ochèèrum, jongen toch…’ Waarna het nieuws volgde dat zijn toekomst voorgoed zou veranderen.

Kantelpunten in mensenlevens, verbonden door de stad. Wij bij het schrijversgilde weten hoe het afliep. Het is allemaal vastgelegd. Daar in Café de Sport, in Stiphout, terwijl de mussen op het dak gaapten.

Stadsschrijver Tania Heimans

Stadsschrijver Tania Heimans gaat de wijken in om met de inwoners geschiedenis te schrijven. Op de weblog verhaalt ze over haar bijzondere ontdekkingen en ontmoetingen.