17reacties

Helmondse Helden: Willy & René

logo of embleem van Helmondse HeldenMijn indruk is altijd geweest dat sporters die in Helmond kwamen spelen meteen iets Helmonds kregen. Als illustratie: Coen Dillen die samen met Willy van der Kuijlen in brons staat vereeuwigd bij de ingang van het PSV-stadion. Van hem was bekend dat hij snoeihard kon punteren, maar toen hij in het laatste jaar van zijn carrière voor Helmondia uitkwam schoot hij – Heilige Maria! – de lat van een doel kapot.
Of neem zwerfhond Hans Kraaij jr. Iedereen wist dat de man nauwelijks kon voetballen. Aan de Bakelse Dijk speelde hij zo verschrikkelijk slecht en grof dat zelfs de meest verstokte supporters verlegen om hem moesten grinniken.
Autochtone Helmondse sporters daarentegen hadden van meet af aan dat extra Helmondse. Ik noem wielrenner Jos van der Vleuten uit Mierlo-Hout. De Vleut leerde televisiekijkers wat een waterdrager was, in zijn tijd nog een karwei met klotsende emmers. Dat die rol hem soms tegenstond demonstreerde hij tijdens de Tour de France door een eind met een omgekeerde emmer op zijn hoofd te rijden. Als waterdrager voor zijn kopman kweet hij zich niettemin zo trouwhartig van zijn taak dat hij een keer het puntenklassement van de Ronde van Spanje won, zonder echt mee te sprinten.

de gebroeders Willy en René van de Kerkhof, HelmondBerry van Aerle was eveneens een ware Helmondse sporter. Turbo Berry was niet te beroerd om met behulp van zijn eigen lichaam een hele voorhoede omver te kegelen als het moest. Maar wel irlik,nondepie. Zodra de tegenpartij bij de scheidsrechter protesteerde werd hij kwaad, want onsportiviteit daar hield hij niet van. Berry was ook een Helmonder met geen spoor van kapsones. Het ene jaar Europees kampioen met Oranje, ging hij het jaar daarop gewoon als postbode aan de slag, uitgezwaaid door zijn vrouwtje.
De gebroeders Willy en René van de Kerkhof (1951) waren misschien de meest Helmondse sporters van allemaal. Om zijn verdedigende kwaliteiten stond Willy bekend als De Stofzuiger; René werd De Blinde genoemd vanwege zijn rusteloze drang naar voren. Namens ons waren zij bereid geniepige tegenstanders, die wij al vanaf het beginsignaal in de smiezen hadden, verlossend tegen de schenen te schoppen. Ook namen zij als eersten Zuid-Amerikaanse simulatietechnieken over, zoals het kermend ter aarde storten zonder dat zij waren aangeraakt of tumult creëren na een minieme overtreding tegen hen. De broers sprintten honderden meters over het veld om elkaar bij zulke acties te ondersteunen, en helemaal prachtig was het als zij, betrapt in hun bedoelingen, de vermoorde onschuld speelden (‘wa-wie-ikke’).
Als tweeling bezaten Willy en René een hogere graad van schattigheid dan de meeste Helmonders, maar toch zagen zij er zeer Helmonds uit, met hun naar voren gestoken gezicht tussen hun opgetrokken schouders. In de periode van lang haar voor mannen hadden zij geen echt lang haar, maar uitgegroeid haar, dat nog lang haar moest worden. En de korte zwembadbroekjes uit die tijd, die achteraf op foto’s bij menigeen idioot aandoen, zaten hen als gegoten.
Intussen schaarde niemand minder dan Pelé hen bij de honderd beste spelers aller tijden. René doorstond zelfs een confrontatie met de wereldgemeenschap. Tijdens de WK-finale in Argentinië verscheen hij met een gipsen manchet op het veld, om zijn gebroken hand te beschermen. Héél Helmond dacht: goed idee, zo kan hij flinke peuten uitdelen. Maar op instigatie van de huichelachtige Argentijnse aanvoerder wilde de scheidsrechter die manchet niet toestaan. Het stadion was een heksenketel, miljarden televisiekijkers hielden de adem in. René keek wel alsof hij een kratje bier had gegapt maar wankelde niet. En nadat de scheidsrechter inbond, omdat Nederland anders haar hele team had teruggetrokken, speelde hij een voortreffelijke wedstrijd.
Er bestaat een boek over De Gebroeders van de journalist Guido Derksen. Iedere Helmonder zal zich bij lezing ervan met het leven verzoend voelen. Willy als vakkenvuller bij Albert Heijn, René als leerling-wever achter de getouwen bij de Hatéma…
Soms waren zij een beetje stout. René kwam op een avond te laat thuis en zijn moeder riep vanuit de ouderlijke slaapkamer: ‘Wie is daar?’
‘Willy,’ zei René.

Jef de Jager