10reacties

Protestantse bokken, katholieke schapen?

In mijn jongensjaren, zo rond 1960, was er maar – voor zover mij bekend – één protestantse jongen in onze buurt. Hoe we het wisten: ik weet het bij een en dezelfde god niet, maar we wisten waar hij woonde en hoe hij heette. Verder hadden we amper contact. Die jongen van Dijkshoorn zat natuurlijk niet bij ons op de katholieke Antoniusschool. Misschien heb ik hem eens gezien op een verjaarsdagsfeestje bij hun buren, de familie Van den Boogaard, waarvan de vader bij hetzelfde bedrijf werkte als vader Dijkshoorn, de Hatéma. We leefden in twee aparte werelden en hoewel de nieuwe Protestantse kerk bij ons in de buurt stond: we kwamen er niet. Wel had ik een bescheiden voorstelling van het geloofsleven daar: een kale bedoening.

Onbekend, onbemind?
Als de kloof in de jaren 60 nog zo breed was, hoe groot moet die dan niet een eeuw geleden zijn geweest? Veel leden van de overgrote katholieke meerderheid keken – uit een misplaatst superioriteitsgevoel (of was het vanuit een minderwaardigheidscomplex?) – neer op hun Protestantse medeburgers. Een populair scheldliedje uit die tijd: Protestantse bokken, wat komt gij hier jokken? Trekken aan de bel, vallen achterover in de hel. Bidden niet voor god, maar voor de rand van de pispot. Okee, het rijmt. Van veel begrip, laat staan oecumene (vreedzaam samenzijn) was dus geen sprake. Van Protestantse kant was er – wellicht omdat ze zo’n kleine groep waren – meer begrip en tolerantie. Zo stond de lagere school die uit hun kring was opgericht open voor alle gezindten. En inderdaad waren enkele katholieke en ook joodse kinderen op de Wilhelminaschool (want daarover heb ik het) te vinden. De school behoorde tot het niet-openbare ofwel het bijzonder onderwijs, maar was gestoeld op neutrale grondslag. En dat al sinds het prille begin, in 1868, waarmee de Wilhelmina landelijk een van de oudste scholen in zijn soort is. En dus dit jaar het 150-jarig jubileum viert.

Bijzonder van vorm en inhoud
Aanvankelijk was het een soort particulier onderwijs, voor de kinderen (en dan vooral de meisjes) van gegoede families als Van Vlissingen en Matthijsen. Dat veranderde eind 19e eeuw, mede door de toename van het aantal Protestanten én de komst van een aantal daadkrachtige en betrokken ouders. Onder leiding van met name de mededirecteur van machinefabriek Begemann, Jan Benjamin Kam, kwam er via een soort crowdfunding geld bijeen voor een eigen schoolgebouw met bovenwoning, op de Wiel. Het gebouw, onder architectuur van Kam, staat er nog steeds, nu bekend onder de naam de Kasteelpoort. Al binnen tien jaar was het getal leerlingen zo gegroeid dat er een nieuw onderkomen, aan de Wilhelminalaan (al weer een creatie van Kam) kwam: de Wilhelminaschool. Een bijzonder gebouw voor een onderwijskundig en organisatorisch inderdaad bijzondere school: met leergeld naar draagkracht, volop aandacht voor zingen en handenarbeid, gemengde klassen, vakantieweken en nog veel meer. Tja, wellicht was het wat jaloezie vanuit katholieke hoek die ervoor zorgde dat Wilhelminamoeders een eind meeliepen als de school uit was om hun kroost tegen de roomse belagers te beschermen.

⬆ Beweging en muziek stonden centraal bij de opening van de nieuwbouw van de bijzonder-neutrale school. Op deze fraaie steendruk zijn links het nog maar zes jaar oude schoolgebouw uit 1894 en rechts het nieuwe uit 1900 te zien, nogal verschillend qua stijl maar van de hand van dezelfde architect.  (RHCe)

⬆ Het schoolgebouw aan de Wiel, omstreeks 1895. De uitbouw aan de voorkant met de twee deuren bevatte de entree. Een deur voerde naar de bovenwoningen bestemd voor de onderwijzeressen, de andere naar de twee, later drie (de aanbouw links) klaslokalen. (RHCe)

⬇ De vrije en orde-oefeningen der gymnastiek stonden al jaren op het lesprogramma toen H. de Blouw als hoofd het echt serieus aanpakte. De meisjes kregen nu ook de gelegenheid, de uitrusting was in 1911 nog beperkt. (RHCe)

Stadshistoricus Giel van Hooff