Helmondse Helden: Jan Kam
Met wie ging domineeszoon Jan Benjamin Kam (1860 – 1932) zo al om voordat hij in Helmond neerstreek? In zijn jonge jaren schilderde hij samen met Vincent van Gogh op de Brabantse hei. Gerard Philips leerde hij kennen tijdens zijn studie voor civiel en bouwkundig ingenieur in Delft. Als architect in Amsterdam sloot hij vriendschap met Isaac Israels, Hendrik Berlage, Willem Kloos en Albert Verweij. In 1886 ging hij werken voor de sociale pionier Jacques van Marken in Delft. Daar had hij de supervisie over het unieke arbeidersdorp Agnetapark en trof hij zijn toekomstige vrouw, Maria Kruseman, die bekend staat als de eerste sociaal werkster van Nederland.
Dit mondaine leventje was in een klap verleden tijd toen hij, bijna dertig, samen met Egbert Begemann de directie ging voeren over de Koninklijke Nederlandsche Machinefabriek. Met negenduizend inwoners was Helmond op dat moment nog een dorp, een fabrieksdorp, met een voor buitenstaanders onwennige fysionomie. Zijn vriend Isaac Israels wilde hem eens per trein een bezoekje komen brengen. Eenmaal buiten het station schrok de fijngevoelige impressionist echter zo van de stank en het lawaai dat hij onmiddellijk rechtsomkeert maakte.
Het moet worden gezegd, Jan Kam schikte zich met overgave in zijn lot. Tot op zekere hoogte leek hij ook geknipt voor een leven in een Spartaanse provinciestad. Zo was hij niet enigszins maar extreem zwijgzaam. Hij richtte zich zelden tot zijn kinderen en als zijn broers uit het noorden op visite kwamen dan zaten ze urenlang met elkaar te roken zonder dat er een woord viel. Merkwaardig detail: hij droeg ook in huis dikwijls een hoed, alsof hij geen verschil kende tussen buiten en binnen.

‘Het beste is het raadsel te vergroten’, zei Harry Mulisch ooit. Hier iemand uit Helmond die daarbij kan helpen: Paul Begemann (1879 – 1961). Paul was een fabrieksdirecteur die afstand deed van al zijn rechten en naar de Sovjet Unie vertrok om deel te nemen aan de communistische wereldrevolutie. Nog raadselachtiger is misschien dat hij, terug in Nederland, weer als zakenman aan de kost probeerde te komen. En helemaal vreemd is dat zijn laatste vrouw schoonheidsspecialiste was, toen een decadent beroep in de ogen van zelfs niet-communisten. 
Helden hebben een omgeving nodig. Verdwijnt die omgeving dan verdwijnen zij insgelijks. Slechts een enkeling ontsnapt hieraan doordat hij tot een hogere heldenhemel is toegelaten, vanwaar hij als een eenzame engel op ons neerkijkt.
Helmond heeft een slechte naam, zo klaagt menig Helmonder. Wel, het is een feit dat de stad een lange traditie van onaangepastheid kent. Tot na de oorlog verschafte de lokale industrie veel arbeiders een zulk laag inkomen dat stropen en smokkelen hun aantrekkingskracht behielden. Alcohol kon vervolgens de immense zorgen doen vergeten – maar niet heus: het was lallen en brallen aan de tap. In die ambiance ontstond algauw respect voor lieden die louter aan de zelfkant opereerden. Als enige voorwaarde gold dat zij ‘eerlijk’ dienden te zijn, dat wil zeggen: niet gewetenloos.
Van alle landelijke politici die Helmond heeft opgeleverd, is niemand zo’n uithangbord voor de stad geweest als Frans Joseph van Thiel (1906 – 1993).
Er bestaan maar liefst twee biografieën over Helmonds beroemdste voetballer Willy van der Kuijlen (1946).
Is er nog iemand die de boeken van Maria van der Steen (1906 – 1987) leest? Zij is in mijn ogen een heldin. Nu moet ik eerst vertellen wat ik daaronder versta. Mensen die onverschrokken dingen doen, zeggen mij weinig. Zulke figuren treden op in noodsituaties, maar worden meestal gedreven door sensatiezucht of prestatiedrang. Nee, een held is een persoonlijkheid die als voorbeeld kan dienen. Een enkeling heeft dat van huis uit, anderen hebben ervoor moeten vechten.